Service Manuals

PTT schema T65 telefoontoestel

Wanneer de abonnee de microtelefoon van de haak neemt, wordt in het toestel een gelijkstroomcircuit gesloten. De van de centrale uit geleverde gelijkstroom stelt aldaar een oproeprelais in werking, ten gevolge waarvan de nodige voorbereidingen getroffen worden om de eerste reeks impulsen op te nemen. Als waarschuwing voor het gereed staan van de apparatuur ontvangt de oproeper meestal een kiestoon (bv. een constante toon van 150 Hz). Met behulp van de kiesschijf wordt de gelijkstroom, overeenkomstig het aangeslagen cijfer, enige malen kortstondig onderbroken. De zo uitgezonden impulsserie kan 1 tot 10 impulsen bevatten, waarbij 1 impuls bestaat uit een stroomonderbreking van 62 msec gevolgd door een stroom van 38 msec. De impulsverhouding, dit is de verhouding van de stroomloze tot de stroom voerende tijd van één impuls, is dan 1,6. Als grenzen laat men toe 1,3 tot 1,9. In Engeland en Amerika is de impulsverhouding 2. De maximale duur van 1 volledige impuls bedraagt 0,1 sec (100 msec).


De kiesschijf.

De kiesschijf bestaat uit een impulsgever met hulptoestellen, die aan het gestel zijn bevestigd. Dit gestel wordt vast verbonden aan het telefoontoestel. Bij het draaien van een nummer wordt een der vingers in het desbetreffende gat in de vingerschijf 2 gestoken en daarna wordt deze schijf rondgedraaid in de richting van de klok tot de vinger tegen de aanslag 3 stuit. Hierdoor wordt een veer gespannen. Nu trekt men de vinger uit het gat van de schijf, waardoor deze vrij kan teruglopen onder invloed van de zo juist gespannen veer. Gedurende het teruglopen van de vingerschijf wordt een serie stroomstoten, welke aantal afhangt van het cijfer van het gat waarin de vinger gestoken werd, opgewekt. Dit geschiedt als volgt: Bij het opwinden beweegt een pal om een palwieltje, dat achter het wormwiel 4 is aangebracht. Het wormwiel 4 zelf kan nog niet bewegen, maar de veer wordt gespannen. Tevens lost de pal 5 de centrifugaal rem 6. Bij het vrij teruglopen beweegt dit wormwiel in de richting van de pijl, waardoor de worm 7 met de op dezelfde as gemonteerde centrifugaal regelaar gaat draaien. De snelheid van deze as wordt door de centrifugaal regelaar 6 constant gehouden, doordat twee remstiften 8 tegen de remschijf 9 worden aangedrukt. Zodra de vingerschijf de normale stand verlaat, wordt door een op de as van het wormwiel aangebrachte fibernok 13 het dubbelcontact 10 gesloten, dat de microfoon en de inductiespoel van het telefoontoestel kortsluit, zodat het spreekcircuit niet door de kiesimpulsen wordt doorlopen. Deze kiesimpulsen worden verkregen doordat een halfcirkelvormig fiberschijfje 11 bij het draaien van de worm 7 tussen de veren waarop de impulscontacten 12 zitten, doordraait en deze van elkaar af beweegt. Hierdoor worden korte op elkaar volgende onderbrekingen van het gelijkstroomcircuit uit het telefoontoestel bewerkstelligd. Om te voorkomen, dat na het geven van de impulsen de schijf 11 tussen de veren van het impulscontact in zou blijven staan, is een arrêtering 14 aangebracht, die de worm-as blokkeert als dit fiberschijfje de impulscontacten verlaten heeft. Tenslotte zorgt de grendel 15 er voor, dat de vingerschijf geblokkeerd is als de hoorn op de haak van het toestel rust.